Wet DBA en freelancers
Freelancers
In de uitgeefsector werken zo’n 50.000 freelancers: auteurs, columnisten, fotografen, omslagontwerpers, illustratoren, webdesigners enzovoort. Zij voorzien in de behoefte van uitgeverijen aan specialismen en flexibiliteit. De rechtspositie van freelancers ligt niet wettelijk vast; opdrachtgevers moeten die per geval beoordelen. Zij moeten bijvoorbeeld bepalen of loonheffingen verplicht zijn en of andere werknemersrechten en -plichten van toepassing zijn. De Mediafederatie helpt de leden van de brancheorganisaties daarbij.
VAR / Wet DBA
Opdrachtgevers en opdrachtnemers (zzp'ers) hebben graag zekerheid over de arbeidsrelatie die ze met elkaar aangaan. Tot 1 mei 2016 kon dit met de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Sinds 1 mei 2016 is deze vervangen door de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie).
Standpunt
Het werken met freelancers gaat gepaard met administratieve lasten. De Mediafederatie heeft met de Belastingdienst een aantal modelovereenkomsten afgesloten. De Mediafederatie is voorstander van sectorspecifieke maatregelen ter bestrijding van schijnzelfstandigheid en misbruik van de overeenkomst van opdracht. Dit voorkomt dat de uitgeefsector schade ondervindt van de bestrijding van misstanden in risicosectoren.
Links
Modelovereenkomst auteurscontract (Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU) en Mediafederatie)
Modelovereenkomst freelance auteurs en redactiemedewerkers algemeen (Nederlands Uitgeversverbond)
De Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie) heeft volgens het kabinet niet de duidelijkheid en rust gebracht die hij moest brengen. Daarom heeft het kabinet besloten de wet te vervangen.
Met het Wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (de Wet VBAR) wil het kabinet schijnzelfstandigheid tegengaan. Dit wetsvoorstel verduidelijkt de scheidslijn tussen zelfstandigen en werknemers en introduceert een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst.
1. Waar staat Wet VBAR voor?
Wet VBAR staat voor de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’. Met deze wet wil het kabinet schijnzelfstandigheid terugdringen.
2. Wat regelt de Wet VBAR?
In de Wet VBAR wordt een duidelijker toetsingskader gegeven, waardoor werkenden en werkgevenden vooraf meer zekerheid hebben over hun rechtspositie. Het gezagscriterium wordt verder uitgewerkt en de wet bevat twee hoofdelementen om het begrip ‘gezag’ te verduidelijken. Deze hoofdelementen worden vervolgens bij algemene maatregel van bestuur verder ingevuld met een aantal indicaties. Daarnaast introduceert de Wet VBAR een rechtsvermoeden: als het uurloon lager is dan €35,00 (juli 2024), wordt aangenomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
3. Vanaf wanneer treedt de Wet VBAR in werking?
De Wet VBAR zou oorspronkelijk op 1 januari 2025 in werking treden, maar door het vele commentaar op het wetsvoorstel en de daaropvolgende aanpassingen is dit niet haalbaar gebleken. De nieuwe beoogde inwerkingtredingsdatum is nu 1 januari 2026, maar het is zeer de vraag of deze datum gehaald zal worden.
4. Loop ik tot 1 januari 2026 geen risico als ik werk met zzp’ers?
Totdat de Wet VBAR in werking treedt, blijven de huidige regels van kracht. Hoewel schijnzelfstandigheid ook onder de huidige regels niet is toegestaan, is de norm minder duidelijk. Tot 1 januari 2026 handhaaft de Belastingdienst de huidige regelgeving. Vanaf 1 januari 2025 wordt het handhavingsmoratorium opgeheven en zal de Belastingdienst weer actief gaan handhaven. Uiteraard kunnen zzp’ers die van mening zijn dat ze eigenlijk een arbeidsovereenkomst hebben, zowel onder de huidige wetgeving als onder de toekomstige Wet VBAR, een arbeidsovereenkomst claimen.
5. Loop ik onder de Wet VBAR ook een risico als er vanuit beide partijen bewust is gekozen voor het zzp-schap?
Het kabinet heeft duidelijk gemaakt dat niet alleen de onderkant van de arbeidsmarkt moet worden beschermd, maar ook het sociale stelsel als geheel. Als te veel werknemers als schijnzelfstandigen werken en door belastingvoordelen minder bijdragen aan de algemene sociale voorzieningen, komen die voorzieningen onder druk te staan. Een bewuste keuze voor zelfstandigheid biedt dus geen garanties.
6. Wat is de status van de Wet VBAR?
Het wetsvoorstel ligt sinds 27 juni 2024 bij de Raad van State voor advies. Nadat het advies is ontvangen door de Minister van SZW, Van Hijum, zal hij de Wet VBAR, al dan niet na aanpassing, naar de Tweede Kamer sturen. Vervolgens moet het wetsvoorstel nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd.
7. Hoe wordt beoordeeld of iemand werkt als zelfstandige?
In de Wet VBAR zijn indicaties opgenomen die relevant zijn voor de toets of iemand werkt voor eigen rekening en risico, en dus als zelfstandige.
De volgende indicaties wijzen erop dat iemand werkt voor eigen rekening en risico:
(Z1) De financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de werkende.
(Z2) Bij het verrichten van de werkzaamheden is de werkende zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen.
(Z3) De werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de werkgevende niet structureel aanwezig is.
(Z4) De werkende treedt tijdens de werkzaamheden zelfstandig naar buiten.
(Z5) Er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week.
De indicaties worden door het kabinet verder uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur.
8. Als de werkende voldoet aan een aantal indicaties van hoofdelement Z, is hij dan een zzp’er?Nee, dat kun je niet zo stellen. Je moet de indicaties van hoofdelement Z altijd afzetten tegen de indicaties die juist wijzen op werknemerschap (hoofdelement W). Pas als de indicaties van Z zwaarder wegen dan die van W, kan de conclusie worden getrokken dat iemand niet als werknemer werkzaam is (en dus als zelfstandige werkzaam kan zijn).