Omzetdaling bepalen als je deel bent van een concern

De tijdelijke noodmaatregel overbrugging behoud werkgelegenheid (NOW) moet ervoor zorgen dat werkgevers hun werknemers tijdens de coronacrisis zoveel mogelijk in dienst kunnen houden. De subsidie biedt een tegemoetkoming in de betaling van de loonkosten. Een werkgever heeft recht op de subsidie als er sprake is van ten minste 20% omzetdaling. Maar hoe bepaal je de omzetdaling als je deel uitmaakt van een groter (buitenlands) concern? AWVN zocht het uit.

De NOW-subsidie wordt in beginsel gebaseerd op de loonsom van januari 2020 en bedraagt per maand maximaal 90% van de loonsom over januari 2020. De subsidie wordt daarbij gerelateerd aan het percentage van de omzetdaling. Voor bepaling van de omzetdaling wordt in principe uitgegaan van de omzetdaling van de natuurlijke of rechtspersoon. Als de rechtspersoon of vennootschap onderdeel is van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt uitgegaan van de omzetdaling van de groep zoals deze op 1 maart 2020 bestond.

Door de Stichting van de Arbeid en de Tweede Kamer (motie-Palland) is gevraagd om een versoepeling op dit punt, omdat bij omzetvaststelling op concernniveau het doel van de regeling, behoud van werkgelegenheid, niet altijd zal kunnen worden gerealiseerd. Bijvoorbeeld omdat personeel van de horecatak van een concern wordt ontslagen, omdat het concern als geheel niet aan de voorwaarde van 20% omzetdaling voldoet.

Minister Koolmees heeft besloten de NOW op dit punt aan te passen. Door de wijziging kunnen ook werkmaatschappijen onder voorwaarden een beroep op de NOW doen als ze onderdeel zijn van een concern dat weinig omzetverlies heeft of zelfs winst draait. Als er sprake is van minder omzetdaling dan 20% voor het concern kan een individuele werkmaatschappij op basis de eigen omzetdaling subsidie voor de loonkosten aanvragen.

Als de rechtspersoon een dochtermaatschappij is van een ander als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, worden de dochtermaatschappij en de rechtspersoon voor de werking van de NOW-regeling behandeld als waren zij een groep. Dat laatste ziet op moeder- en dochtermaatschappijen die volgens artikel 24b Boek 2 BW geen groep zijn, omdat ze niet organisatorisch zijn verbonden, maar alleen tot elkaar in verhouding staan als moeder en dochter. De Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen worden meegenomen, en ook de buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met loon in Nederland.

Met betrekking tot de omzetdaling van een groep (artikel 2:24b, BW) of de moeder-dochtermaatschappij geldt het volgende: niet-Nederlandse rechtspersonen of natuurlijke personen zonder in Nederland verzekerd SV-loon, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de omzetdaling van de Nederlandse en niet-Nederlandse onderdelen met in Nederland verzekerd SV-loon van de groep. De band met het behoud van werkgelegenheid in Nederland is dermate klein dat het in de ogen van minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet gerechtvaardigd is om de omzetdaling tevens over deze groepsonderdelen te berekenen.

Aanvrager subsidie: werkgever
Één rechtspersoon (of natuurlijke persoon)
De werkgever is degene die subsidie aanvraagt. De meeste werkgevers hebben een onderneming die uit één rechtspersoon (of natuurlijke persoon) bestaat, met daaraan gekoppeld één loonheffingennummer voor de loonaangifte bij de Belastingdienst. Voor hen is het aanvraagproces het eenvoudigst. Zij bepalen de verwachte omzetdaling voor hun hele onderneming en dienen één aanvraag in. Het voorschot wordt dan uitgekeerd op basis van de loonsom van de onderneming, net als uiteindelijk de definitieve afrekening.

De werkgever kan eenmaal per loonheffingennummer een subsidieaanvraag indienen. Als de werkgever onderdeel is van een groep of als de werkgever meerdere loonheffingennummers heeft, dan wordt hetzelfde percentage, en ook eenzelfde periode voor de verwachte omzetdaling, voor alle rechtspersonen en vennootschappen binnen de groep respectievelijk de loonheffingennummers gehanteerd.

Groep of meerdere loonheffingnummers
Sommige werkgevers hebben meerdere loonheffingennummers (hun eerste loonheffingennummer eindigt dan meestal op L01, het tweede op L02, enzovoort). Deze werkgever zal meerdere aanvragen moeten indienen als hij voor zijn hele loonsom subsidie wil aanvragen, namelijk per loonheffingennummer. De subsidiabele loonsom zal dus vastgesteld worden per loonheffingennummer. De werkgever moet wel de omzetdaling opgeven die hij verwacht voor de gehele onderneming. Hij vult dus bij elke aanvraag dezelfde omzetdaling en dezelfde referentieperiode in. Als er sprake is van een grotere samenstelling van rechtspersonen of natuurlijke personen, zoals een concern, is de omzetdaling van de gehele groep de basis van de subsidie. Voor alle loonheffingennummers die horen bij rechtspersonen of natuurlijke personen die onder de groep vallen, wordt dezelfde omzetdaling opgegeven. Ook hierbij geldt dat de individuele werkgevers de subsidie formeel aanvragen.

Omzetdaling concern minder dan 20%
Op grond van de aanpassing van de regeling geldt dat ook werkmaatschappijen op basis van hun eigen omzetdaling een beroep op de NOW kunnen doen als ze onderdeel zijn van een concern dat weinig omzetverlies heeft of zelfs winst draait. Dit is alleen het geval wanneer een concern anders niet in aanmerking zou komen voor de subsidie omdat er geen sprake is van een omzetdaling van meer dan 20%. De werkmaatschappij moet een eigen rechtspersoonlijkheid hebben. Onderdelen van rechtspersonen, zoals een autonoom aan het economisch verkeer deelnemende onderdeel, vestiging of een business unit komen niet in aanmerking.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden.
1. De subsidieaanvraag is gedaan na het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging (5 mei 2020). Aanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van de wijziging komen hiervoor niet in aanmerking.
2. Een werkmaatschappij met 20 of meer werknemers sluit voorafgaand aan de subsidieaanvraag met de belanghebbende verenigingen van werknemers, en bij gebreke daarvan een andere vertegenwoordiging van werknemers, een akkoord heeft over werkbehoud. Hierbij wordt aangesloten bij de ‘belanghebbende verenigingen van werknemers’ in de zin van de Wet melding collectief ontslag (WMCO). Dit zullen veelal de vakbonden zijn met wie de cao gesloten is op bedrijfs- dan wel sectorniveau. Bij werkmaatschappijen met minder dan 20 werknemers volstaat akkoord van een vertegenwoordiging van werknemers.
NB: Niet is geregeld wat er gebeurt als vakbonden niet (tijdig) reageren op een uitnodiging hiertoe, of geen overeenkomst willen tekenen.

3. Concerns waarvan de werkmaatschappij een beroep doet op de regeling, moeten verklaren over 2020 geen dividend of bonussen uit te keren of eigen aandelen terug te kopen tot aan en inclusief de datum van de aandeelhoudersvergadering waarin de jaarrekening wordt vastgesteld in 2021. Deze verklaring moet in de administratie worden bewaard. Toekenning van bonussen aan overige personeelsleden zijn wel toegestaan.
NB: Niet is geregeld wat geldt als het boekjaar niet gelijk is aan het kalenderjaar.
4. De werkmaatschappij heeft geen bedrijfsmatige activiteiten die voor meer dan de helft bestaan uit het binnen de groep ter beschikking stellen van arbeidskrachten, en is geen personeels-bv. De omzetdaling op concernniveau is altijd bepalend wanneer er wel sprake is van een personeels-bv.
5. De andere werkmaatschappijen binnen een groep mogen geen opdrachten of projecten uitvoeren die ten koste kunnen gaan van de subsidie vragende werkmaatschappij. Hiermee wordt voorkomen dat de omzet van de rechtspersoon waarvoor subsidie wordt aangevraagd, kunstmatig laag wordt gehouden.

6. De omzetdaling van het concern in totaal moet minder dan 20% bedragen in de gekozen periode waarover de omzetdaling wordt berekend.

Controlewaarborgen
Over vrijwel alle gestelde  voorwaarden moet bij het verzoek tot de definitieve vaststelling van de subsidie door een accountant worden gerapporteerd. In de nog op te stellen standaarden van accountants wordt nog uitgewerkt hoe de controle van de accountant hierop plaatsvindt. Accountants zullen over deze en de eerdere voorwaarden onderzoek doen naar de toepassing van deze voorwaarden door de werkmaatschappij en dit dus ook meenemen in de controle. Andere werkmaatschappijen mogen geen opdrachten of projecten uitvoeren die de subsidie vragende werkmaatschappij normaal gesproken zou uitvoeren.

– Bij uitlening van werknemers wordt de omzetdaling gecorrigeerd
Als werknemers van de werkmaatschappij in het subsidie-tijdvak activiteiten ondernemen bij een ander entiteit binnen het concern, dan dient bij de vaststelling van de subsidie de omzetderving van de werkmaatschappij te worden verlaagd met de daaruit voortvloeiende (theoretische) omzet.

– Het transferpricing systeem mag niet worden aangepast
Het transferpricing systeem zoals gehanteerd in de jaarrekening 2019 of de laatst vastgestelde jaarrekening is leidend voor de meetperiode 2020 en mag niet worden aangepast. Dit voorkomt ten dele dat met omzet geschoven wordt door extra verhoging of verlaging van interne doorbelastingen.

– Mutatie voorraden gereed product worden aan de omzet van de werkmaatschappij toegerekend
Dit beperkt het risico van schuiven met voorraden.